
Als je president van Amerika wilt worden heb je op zijn minst 200 miljoen dollar nodig. Dit laat zien dat het land verandert van een democratie in een oligarchie, zegt de Amerikaanse Nobelprijswinnaar en oud-president Jimmy Carter.
In een interview met Oprah Winfrey zei Carter dat hij in het huidige politieke landschap niet zou kunnen meedoen aan de presidentsverkiezingen omdat iedere kandidaat over een enorm fortuin moet beschikken.
“Je kunt onmogelijk worden genomineerd als je niet in staat bent om 200 of 300 miljoen dollar in te zamelen,” zei Carter. “Ik zou dat niet doen en bovendien zou me dat niet eens lukken.”
De enorme bedragen beïnvloeden de verkiezingen en ook het beleid. Daardoor is het land veranderd van een democratie in een oligarchie, waarin de macht in handen is van een rijke, gesloten elite.
“We zijn een oligarchie geworden in plaats van een democratie, en dat is de grootst mogelijke schade aan de morele en ethische standaarden van het Amerikaanse politieke systeem die ik ooit in mijn leven heb gezien,” zei Carter.
Hij sprak verder van een enorme kloof tussen de Republikeinen en de Democraten, die er 25 of 30 jaar geleden, toen hij president was, nog niet was. De 90-jarige zei dat hij in 1976, toen hij meedeed aan de verkiezingen, werd gesteund door zowel Republikeinen als Democraten.
Jimmy Carter diende tussen 1977 en 1981 als president. Daarvoor was hij gouverneur van Georgia. In 2002 werd Carter onderscheiden met de Nobelprijs voor de Vrede vanwege zijn inzet voor mensenrechten.
Bekijk het fragment hieronder: